Lysine is een essentieel aminozuur voor de voeding van varkens en pluimvee. Het gebruik van synthetische lysine vermindert de behoefte aan ingevoerd (soja)eiwit. Aangezien lysine het meest limiterende aminozuur is, is gebruik ervan essentieel voor het formuleren van laageiwitvoeders. Het helpt varkens en pluimvee efficiënter en preciezer te voeden en vermindert meteen de behoefte aan land voor de productie van grondstoffen, plus de behoefte aan nitraat en ammoniak.
Lysine is dus een van de instrumenten om de soja-invoer te beperken. De beste natuurlijke bron van lysine voor de veevoeding is immers sojameel. Volgens Eurolysine vermindert 100.000 ton lysine, gecombineerd met andere aminozuren als L-tryptofaan en L-valine de import van sojameel in de EU met 3,5 miljoen ton. “Dankzij lysine en aanvullende aminozuren is het gemiddelde eiwitgehalte in voeders de laatste decennia gedaald naar 15 procent en lager”, zegt Dirk Van der Jeugt van ORFFA Belgium.
Afhankelijk van Chinese import
In de EU is slechts één lysineproducent overgebleven, Eurolysine in Amiens, die aan minder dan 10 procent van de EU-behoefte kan voldoen. Eurolysine heeft een totale aminozurencapaciteit van 100.000 ton maar zou slechts 40.000 ton produceren (2023). China is goed voor 70 procent van de wereldproductie. De EU importeert 60 à 80 procent van zijn lysinebehoefte uit China. De EU-behoefte kan niet voor 100 procent worden ingevuld door producenten buiten China en is dus heel afhankelijk van de import van Chinese lysine.
Antidumpingheffingen
De EU heeft tussen 58,3 en 84,8 procent antidumpingtarieven opgelegd aan lysine-importen uit China. Dit betekent dat de Europese Commissie van mening is dat Chinese producenten lysine tegen een kunstmatig lage prijs op de Europese markt verkopen, vaak lager dan de kostprijs. Deze handelspraktijk, bekend als ‘dumping’ kan de Europese markt verstoren door oneerlijke concurrentie te veroorzaken met andere producenten. Het doel van de heffingen is om Europese producenten van lysine en andere feed-additieven te beschermen en een gelijk speelveld te creëren binnen de EU-markt.
De heffingen hebben echter een enorme impact op de kostprijs van het voer en drijft de invoer van soja op. Managing director Katrien D’hooghe sneed deze lastige kwestie aan tijdens de algemene vergadering van BFA.
Op de klantendag van ORFFA sprak Esther Sierens van de Customs Support Group (dat douanediensten levert in de EU en het VK) over de antidumpingtarieven. Volgens de EU-regelgeving betekent dumping ‘goederen verkopen op de EU-markt tegen een lagere prijs dan de EU-producenten kunnen produceren’. Dat kan bijvoorbeeld door lagere loonkosten.
Dumpingtarieven kunnen worden toegepast per productgroep, maar ook op specifieke importeurs. Dat laatste gebeurt in het geval van lysine, blijkbaar omdat de verschillende Chinese producenten op een verschillende manier door de overheid worden gesubsidieerd. De EU-Commissie startte het onderzoek in 2024 na klachten van één producent, namelijk Metex Noovistago. Dit bedrijf heet inmiddels Eurolysine en is dus de enige EU-lysineproducent. Vroeger was het in handen van het Japanse Ajinomoto, dat om begrijpelijke reden gestopt is met lysineproductie in Europa. Het is belangrijk te vermelden dat dit bedrijf in handen was gekomen van de Franse Groep Avril, met de steun van investeringsfondsen die voor een deel in handen zijn van de Franse staat. De EU-Commissie ging ervan uit dat antidumpingtarieven de gebruikers van lysine nauwelijks zouden schaden omdat de Commissie geen informatie zou hebben ontvangen van de verbruikers. De schade wordt echter geleden door de varkens- en pluimveehouders, door verhoogde voederkosten. De voorlopige opgelegde antidumpingrechten zijn (afhankelijk per exporteur) 58,3, 71,6 en 84,8 procent. Onlangs is een verlaging van deze percentages voorgesteld (tot respectievelijk 58,2, 47,7 en 53,1 procent).