Lysine zorgt voor spanningen

De Molenaar, July 2025

Diervoederprijzen stijgen door antidumpingheffingen

De EU stelde hoge antidumpingtarieven in op de invoer van lysine uit China. Dit gebeurde op vraag van het Franse Eurolysine. Bij de diervoederindustrie is dit in het verkeerde keelgat geschoten. De tarieven zouden Europese producenten moeten beschermen, maar treffen vooral de veehouderij. Hogere kosten voor aminozuren zorgen voor een stijging van de voerprijzen en dreigen de invoer van soja te vergroten.

Lysine is een essentieel aminozuur voor de voeding van varkens en pluimvee. Het gebruik van synthetische lysine vermindert de behoefte aan ingevoerd (soja)eiwit. Aangezien lysine het meest limiterende aminozuur is, is gebruik ervan essentieel voor het formuleren van laageiwitvoeders. Het helpt varkens en pluimvee efficiënter en preciezer te voeden en vermindert meteen de behoefte aan land voor de productie van grondstoffen, plus de behoefte aan nitraat en ammoniak.

Lysine is dus een van de instrumenten om de soja-invoer te beperken. De beste natuurlijke bron van lysine voor de veevoeding is immers sojameel. Volgens Eurolysine vermindert 100.000 ton lysine, gecombineerd met andere aminozuren als L-tryptofaan en L-valine de import van sojameel in de EU met 3,5 miljoen ton. “Dankzij lysine en aanvullende aminozuren is het gemiddelde eiwitgehalte in voeders de laatste decennia gedaald naar 15 procent en lager”, zegt Dirk Van der Jeugt van ORFFA Belgium.

Afhankelijk van Chinese import

In de EU is slechts één lysineproducent overgebleven, Eurolysine in Amiens, die aan minder dan 10 procent van de EU-behoefte kan voldoen. Eurolysine heeft een totale aminozurencapaciteit van 100.000 ton maar zou slechts 40.000 ton produceren (2023). China is goed voor 70 procent van de wereldproductie. De EU importeert 60 à 80 procent van zijn lysinebehoefte uit China. De EU-behoefte kan niet voor 100 procent worden ingevuld door producenten buiten China en is dus heel afhankelijk van de import van Chinese lysine.

Antidumpingheffingen

De EU heeft tussen 58,3 en 84,8 procent antidumpingtarieven opgelegd aan lysine-importen uit China. Dit betekent dat de Europese Commissie van mening is dat Chinese producenten lysine tegen een kunstmatig lage prijs op de Europese markt verkopen, vaak lager dan de kostprijs. Deze handelspraktijk, bekend als ‘dumping’ kan de Europese markt verstoren door oneerlijke concurrentie te veroorzaken met andere producenten. Het doel van de heffingen is om Europese producenten van lysine en andere feed-additieven te beschermen en een gelijk speelveld te creëren binnen de EU-markt.

De heffingen hebben echter een enorme impact op de kostprijs van het voer en drijft de invoer van soja op. Managing director Katrien D’hooghe sneed deze lastige kwestie aan tijdens de algemene vergadering van BFA.

Op de klantendag van ORFFA sprak Esther Sierens van de Customs Support Group (dat douanediensten levert in de EU en het VK) over de antidumpingtarieven. Volgens de EU-regelgeving betekent dumping ‘goederen verkopen op de EU-markt tegen een lagere prijs dan de EU-producenten kunnen produceren’. Dat kan bijvoorbeeld door lagere loonkosten.

Dumpingtarieven kunnen worden toegepast per productgroep, maar ook op specifieke importeurs. Dat laatste gebeurt in het geval van lysine, blijkbaar omdat de verschillende Chinese producenten op een verschillende manier door de overheid worden gesubsidieerd. De EU-Commissie startte het onderzoek in 2024 na klachten van één producent, namelijk Metex Noovistago. Dit bedrijf heet inmiddels Eurolysine en is dus de enige EU-lysineproducent. Vroeger was het in handen van het Japanse Ajinomoto, dat om begrijpelijke reden gestopt is met lysineproductie in Europa. Het is belangrijk te vermelden dat dit bedrijf in handen was gekomen van de Franse Groep Avril, met de steun van investeringsfondsen die voor een deel in handen zijn van de Franse staat. De EU-Commissie ging ervan uit dat antidumpingtarieven de gebruikers van lysine nauwelijks zouden schaden omdat de Commissie geen informatie zou hebben ontvangen van de verbruikers. De schade wordt echter geleden door de varkens- en pluimveehouders, door verhoogde voederkosten. De voorlopige opgelegde antidumpingrechten zijn (afhankelijk per exporteur) 58,3, 71,6 en 84,8 procent. Onlangs is een verlaging van deze percentages voorgesteld (tot respectievelijk 58,2, 47,7 en 53,1 procent).

Impact op de diervoeding

Een Spaanse groep diende een tegenklacht in, met meerdere redenen. Zo zouden de antidumpingrechten: een aanzienlijke stijging van de diervoederprijzen veroorzaken, zorgen voor een risico op een ontoereikend lysineaanbod, de concurrentiepositie van EU-bedrijven verzwakken en het milieubeleid ondermijnen (wegens meer invoer van soja). De prijzen van de geïmporteerde lysine uit China zijn inmiddels met 9 tot 15 procent gestegen. Momenteel is de prijs 1,75 euro/kg.

Intussen heeft ook de EU-diervoedersector – in casu FEFAC – zich als betrokken partij aangediend. FEFAC heeft een studie laten uitvoeren om de impact in kaart te brengen. In de studie werden simulaties uitgevoerd in zeven EU-regio’s. Men gaat uit van een lysineprijs van 1,43 euro/kg. In scenario 1 (+64 procent) zouden de voederkosten stijgen met 300 miljoen euro, in scenario 2 (+78 procent) zouden ze stijgen met 350 miljoen euro en in scenario 3 (+ 90 procent) met 400 miljoen euro. Voor zelfmengers zou dit extra kosten meebrengen tussen de 100 en 140 miljoen euro. De totale impact zou dus tussen de 400 en 540 miljoen euro liggen. Daarnaast zouden verhoogde tarieven leiden tot een verhoogde sojameelinvoer van 450.000 ton in scenario 1, 500.000 ton in scenario 2 en 600.000 ton in scenario 3.

Uiteindelijk betaalt de veehouder – en dus de Europese consument – de prijs voor de antidumpingrechten. Eurolysine is de enige winnaar. Naast het lysinedossier staan overigens nog andere producten in onderzoek, waaronder choline, chloride en valine.

Productie van lysine

Lysine wordt geproduceerd door fermentatie. Dit gebeurt op basis van suikers afkomstig uit zetmeel van mais en tarwe. Het zetmeel wordt gefermenteerd met behulp van micro-organismen, meestal genetisch gemodificeerde stammen, zoals Escherichia coli. De resulterende L-lysine zelf wordt niet beschouwd als genetisch gemodificeerd (gmo).

De reststromen (biomassa) bevatten vaak sporen van deze genetisch gemodificeerde micro-organismen of hun DNA. Ze zijn echter bijzonder rijk aan L-lysine. Volgens de strikte Europese regelgeving (zoals vastgelegd in Verordening 1829/2003 en 1830/2003) mogen producten die gmo’s bevatten niet in de EU worden gebruikt voor inmenging in diervoeding en alleen worden geëxporteerd naar landen waar de specifieke stromen geregistreerd en goedgekeurd zijn. “Vroeger werd het in de EU verwerkt tot concentraten exclusief voor export, maar dat mag ook niet meer”, zegt Dirk Van der Jeugt van ORFFA.

Voor de zuivere lysine (het eindproduct) geldt dit niet. Lysine is een gezuiverd aminozuur en bevat geen levende organismen of detecteerbaar DNA meer. Hierdoor wordt de lysine als gmo-vrij beschouwd volgens de Europese definities. Mits de productieprocessen correct worden uitgevoerd en wordt aangetoond dat het eindproduct zuiver is. De bijproducten zijn zeer waardevol. Een deel is mineraalrijk en gaat naar agri. De grootste reststroom bevat ongeveer 70 procent eiwit en een hoog lysinegehalte. Het toestaan van de verwerking van dat bijproduct in de EU zou volgens Katrien D’hooghe van BFA de rendabiliteit van de EU-lysineproductie kunnen verhogen. Van der Jeugt schat de waarde van het bijproduct op 700 tot 1.000 euro/ton.