Eiwit is één van de onderdelen van het varkensvoer dat grote invloed heeft op de technische en economische prestaties. Meer preciezer gaat het om het aanbod van aminozuren (de bouwstenen van het eiwit, zie kader) dat moet aansluiten bij de behoefte. Een overaanbod kost geld, geeft stikstofverlies via ammoniak en mest en druk op de darmgezondheid. Het gaat ook ten koste van de prestaties aangezien het varken een overschot aan eiwit afvoert. Een te laag aanbod zet de groei en algehele gezondheid onder druk. Het optimale aanbod hangt af van de voeropname-capaciteit van de varkens, de gehalten in het voer en de benutting. Voor grote vreters en/of harde groeiers gelden daarom eigen normen, net zoals voor borgen, beren en geiten. Een belangrijke basis vormen de CVB-normen voor varkensvoer (zie tabel). Voor vleesvarkens en zeugen zijn die twee jaar geleden aangepast; voor biggen staat het nog op het programma.
Paul Bikker, onderzoeker diervoeding bij Wageningen Livestock Research, schetst dat ontwikkelingen en onderzoeken van jaren vertaald worden in de nieuwe normen. “Denk aan de blijvende noodzaak om stikstof/eiwitgehalten te verlagen, gezondheid en nieuwe kennis rondom genetica; specifiek het houden van beren.” Volgens Bikker is voerconversie over rassen/lijnen heen de belangrijkste factor voor de genetische potentie, en zijn normen daarop geënt. Ook is de methode waarmee de verteerbaarheid van aminozuren wordt uitgedrukt aangepast om beter aan te sluiten bij de beschikbaarheid voor het dier. Verder waren normen nodig voor meer essentiële aminozuren vanwege nieuwe synthetische aminozuren die er op de markt zijn gekomen.
Synthetische aminozuren zijn een belangrijk wapen in het verlagen van het ruw eiwitgehalte. Oude bekenden zijn onder andere lysine en tryptofaan. Die behoorden tot de eerste limiterende aminozuren bij verlaging van het ruw eiwitgehalte. Sinds twee jaar is isoleucine op de markt en nog korter leucine en histidine. Eén van de leveranciers van synthetische aminozuren is Orffa; dealer van Metex, de enige Europese aminozurenproducent. Volgens commercieel manager Klaas Jan Verhoek vinden deze vooral afzet in specifieke toepassingen, met name in biggenvoeders; bij vleesvarkens nog nauwelijks. “Dat is primair een kostenverhaal want nieuwe amino-zuren zijn duur.” Daar komt bij dat voerfabrikanten vaak zelf de effectiviteit onderzoeken, waar tijd overheen gaat.
Eiwit is een belangrijk onderdeel van varkensvoeders. De laatste jaren is er een beweging naar minder stikstof en dus eiwit in het voer.
Verhoek ziet dat Nederland het in Europa goed doet. Uit jaarlijks Europees onderzoek blijkt dat de laatste tien jaar het geanalyseerd ruw eiwit in Nederlandse vleesvarkensvoeders is gezakt van 17,5% naar 16,3%. In de hele EU daalde het niveau van 17,1% naar 16,1%. In diezelfde periode bleef het niveau in Nederlandse biggenvoeders gelijk op ongeveer 17,3%. In de hele EU daalde het wel miniem van 17,9 naar 17,8% maar blijft het niveau dus hoger.
Verhoek verwacht een blijvende vraag naar synthetische aminozuren. Mogelijk worden nog nieuwe amino-zuren gefabriceerd; dat zijn aminozuren die later in rang limiterend zijn. Vooral de sterke focus op darmgezondheid en het verlagen van de stikstofexcretie spelen daarbij een rol. “1% lager ruw eiwit geeft 10% minder stikstof in de urine en 3% minder in de mest.” Verder staat het gebruik van soja ook onder druk; tot nu toe is dat voor de veehouderij een belangrijke en goedkope eiwitbron.